Spieren hebben zuurstof nodig

Wezenlijke voorwaarde bij vetverbranding is voldoende zuurstoftoevoer naar de spieren. Daarbij maakt het niet uit of je meer dan 30 minuten actief bent. De vetstofwisseling is altijd actief.


Juist stimuleren van de vetverbranding

Uithoudingsvermogen is belangrijk bij sport. Maar dat de vetverbranding pas na 30 minuten begint, behoort tot een van de hardnekkige mythes die niet waar zijn. De waarheid is dat het lichaam in principe vier verschillende systemen voor energievoorziening heeft, waarop het afhankelijk van de behoefte en de situatie kan terugvallen.

Vetstofwisseling is altijd actief

In het dagelijks leven en ook in de sport speelt de stofwisseling van suikers en vetten de grootste rol. Beide systemen draaien nagenoeg altijd tegelijkertijd, waarbij zich afhankelijk van de mate van inspanning het aandeel in de energievoorziening wel kan verschuiven.

De vetstofwisseling is het metabolisme, dat op grond van een enorm reservoir aan vetopslag, onze grootste energievoorraad vertegenwoordigt. Een 70 kg wegende mens  bijvoorbeeld, bezit ongeveer 180.000 kcal aan opgeslagen vet.

Vetverbranding werkt beter bij geoefende sporters

De vetstofwisseling is bijna altijd actief, ook bij het sporten, maar is volgens onderzoekers bij ongetrainden duidelijk minder effectief dan bij getrainde sporters. Ook bij aanvang van fysieke inspanning is de vetstofwisseling rechtstreeks betrokken en zorgt voor voldoende energie bij het sporten.


Vetverbranding heeft zuurstof nodig

In ieder geval domineert juist bij ongetrainde personen de suikerstofwisseling in het begin, terwijl getrainden al vanaf het begin meer vet dan suiker verbruiken.

Onze vetvoorraad zou in het dagelijks leven en bij de uitoefening van sport eigenlijk als belangrijkste energiebron moeten fungeren. Daarvoor is evenwel nodig dat bij alles wat we doen voldoende zuurstof beschikbaar is voor de spieren. Want spieren kunnen vetten alleen verbranden als er zuurstof aanwezig is.

Wie sport zonder buiten adem te raken, gaat daarmee dus ook de vetten te lijf. De 120 miljoen vetcellen kunnen zich weliswaar verdedigen, maar tegen een goed functionerende stofwisseling hebben ze geen schijn van kans.